Home Lie f desverdriet.info

Hartverscheurende verhalen

Oproep voor hartverscheurende verhalen!
Heb je, na een breuk in je relatie, liefdespijn?
Schrijf je verhaal op en e-mail het naar roelvduijn@planet.nl Wij plaatsen je verhaal, als je wilt onder pseudoniem, graag en gratis in deze site! Je weet, opschrijven is beter worden. Maak het voor jezelf zo lang en precies als de vloed van je tranen.



Ik moest loslaten

van een man die al zijn beslommeringen verloor






 

 

Uit: Het Feuilleton van Hans Korteweg, zoals dat verschijnt op http://www.juwelenschip.nl (aflevering 5)


…Het Chinese orakel had gezegd dat het meisje Margriet machtig was en dat ik niet met haar moest trouwen. De I Tjing was niet de enige. Er waren meer wijze en goedwillende mensen die iets soortgelijks in de jaren daarna tegen mij zeiden.

Ik wist dat ze gelijk hadden, maar ik was eigenwijs en verbrak de verhouding niet. Ik hoopte op een wonder, waardoor de twijfel zou wegwassen, als de melaatsheid in de Bijbelse stromen. En het wonder gebeurde: eenvoud kwam in mijn leven en ik ging zonder voorbehoud van haar houden. Ik vroeg haar met mij te trouwen. Zij gaf haar jawoord en wij trouwden met elkaar. Gods zegen rustte op ons. We kregen drie kinderen, drie dochters. Geluk op geluk.

Toen kroop de worm te voorschijn en knaagde aan het geluk. Een zwart plekje, dat zich uitbreidde, en heel snel werd het donker tussen ons. Zij werd somber en afwezig. De aanvallen van ongefundeerde haat en zwaarmoedigheid, waaraan zij altijd al had geleden, duurden langer dan ooit tevoren. Ik werd plotseling verliefd op een andere vrouw. Je zou kunnen zeggen dat mijn aanvallen van ongefundeerde liefde en extase, waaraan ik altijd al had geleden, langer en intensiever werden dan ooit tevoren. De verliefdheid mondde ditmaal – dat was nooit eerder gebeurd – uit in een vrijage, die ook het geluk niet bracht, in ieder geval niet lang. Bijna meteen daarna werd ik verliefd op een andere vrouw, en daarna weer op een andere. Er waren momenten van herstel, dat we weer wisten dat we voor elkaar waren bestemd en dat ook ervoeren, dat we lachten en dat er hartstocht was, maar die periodes duurden nooit langer dan een paar dagen. We verloren het vertrouwen en de liefde leek een leugen. Ons huwelijk brak.

In die tijd droomde ik dat een groot koor zong: ‘Es hat nicht sollen sein. Es wär zo schön gewesen.’ (Het heeft niet mogen zijn. Het was te mooi geweest.) In mijn droom zag ik het koor niet, maar ik hoorde het des te luider, nog tijdens het ontwaken. Ik had meteen de associatie met een rivier die, overladen door regen, buiten zijn oevers trad en met donderend geweld alle dijken doorbrak.

Zonder macht

Daarna kwam het ergste, want toen de liefde wegviel, bleken wij vast te zitten aan elkaar. We waren gevangen in gewoonten, die als spinrag ons samenbonden, terwijl er niets meer was dat ons wezenlijk verbond. We vochten om los te komen en verwondden elkaar. We maakten onszelf en elkaar het leven tot een hel. Tot we de draden braken en ook de gewoonten ons niet meer verbonden.

Maar we hadden wel kinderen. En kinderen zijn geen gewoonten. Kinderen, zeker kleine kinderen, vragen eensgezindheid en liefde. Het duurde nog een tijd voordat we toegaven dat we het ook voor de kinderen niet konden opbrengen, ja zelfs, dat het voor de kinderen beter zou zijn als wij uit elkaar gingen.

Toen was er het moment dat ik het bed verliet en er niet meer in terugkwam. De daad gaf even lucht. Ik sliep apart en verliet korte tijd later het huis. Nu waren we gescheiden van tafel en bed. Mijn oudste dochter ging met mij mee.

We waren uit elkaar, maar mijn verslaving was niet voorbij. Het meisje bleef machtig. De gewoonten trokken mij terug. Was het toch niet mogelijk? Misschien een beetje? Maar je kunt niet een beetje ontwennen; het is alles of niets. Het was hard, maar er was geen keus, geen ontsnappingsmogelijkheid, behalve die ene, die ik een aantal malen overwoog in mijn momenten van grootste bitterheid. Ik had altijd gedacht dat ik voor slaapmiddelen zou kiezen, net zoals mijn geliefde oma toen zij er een eind aan maakte, maar het touw en de strop en de sprong kregen opeens een bijna troostvolle aantrekkingskracht. In één klap breken en een teken achterlaten, zo gruwelijk als het was. Mijn laatste kunstwerk, zei ik tegen mijzelf, maar ik deed het toch niet. Ik wilde niet dat dit mijn laatste kunstwerk zou zijn. En ik wilde het niet voor mijn kinderen. Maar wie wil het wel die het doet?

Het moeilijkst te verteren vond ik dat ik geen effect meer had op Margriet. Ik deed er niet meer toe. Wat ik dacht en wat ik voelde was absoluut onbelangrijk. Ik maakte bewegingen, ik zei woorden, die daarvoor altijd een zekere uitwerking op haar hadden gehad en die nu niets meer teweegbrachten. Zij was meer dan ik ooit had gedacht mijn bestaansgrond, en nu zij wegviel viel ik weg.

Het was leeg, schurend leeg, een rusteloosheid die geen uitweg vond. Ik zat in een stoel en keek voor mij uit. Wanneer de bel ging deed ik niet open. Wanneer er op de deur werd geklopt hield ik mij stil. Alleen mijn kinderen bleef ik zien. Zij waren vaste punten in de dag. De oudste, Merel, bracht ik naar school en haalde ik op. Ik waste haar kleren en ik kookte voor haar. Mijn jongere dochter, Esther, zat op de peuterschool tegenover mijn huis. In de pauzes speelde ze buiten en dan zwaaide ik uit mijn raam of ik ging even naar haar toe. Ik wilde hen niet met mij bezwaren, maar zij verlichtten wel mijn bestaan, vanzelf, zoals zij waren. Ik heb altijd van kleine kinderen gehouden; zij maken geen plannen en hebben geen gezichten achter gezichten. Zij zijn het licht van de wereld.

Bij al mijn zelfmedelijden, was ik ook nog eens onderhevig aan hevige aanvallen van jaloezie, want zij had een ander! Een wanstaltige ander, vond ik met mijn jaloerse blik, een domme narcistische ijdeltuit die zelfs bij mij in het gevlei probeerde te komen door interessante gesprekken met mij te beginnen over oosterse wijsheden en wonderlijke ervaringen, alsof hij eigenlijk niet Margriet wenste te veroveren maar mij. En als ik niet jaloers was – dat kwam voor, want er waren momenten van absolute helderheid, waarin alle bekrompenheid wegviel – vond ik hem niet zozeer dom als wel een leeg iemand die zich probeerde te vullen met de mensen om hem heen. In die heldere momenten zag ik hoe zijn omgeving voor hem was als een etalageruit, waar je niet doorheen kijkt, maar waar je in kijkt om te zien of je haar goed zit en of je nog steeds bestaat. Ik zei tegen Margriet: ‘Hij likt zichzelf met ieder woord dat hij spreekt’, en tot mijn verbijstering begreep zij wat ik bedoelde en was zij het zelfs met mij eens. Ze bood geen tegenstand. Wat ik zei maakte geen verschil. Ik kon hem afschilderen zoals ik wilde, zij was het er mee eens of niet mee eens, en verder deed het haar niets. Zij was los. Zij was vrij. Zo leek het tenminste. Zij was machtig. En ik was zonder macht.

Een besluit

Zonder macht, dat bleek het sleutelwoord. Deze onmacht, die ik als een kwelling ervoer, was niet het eindpunt. Mijn leraar Reinoud van Vlissingen, over wie ik nog te spreken kom, maakte mij dat duidelijk. Hij was een van degenen die mij hadden afgeraden de verhouding met Margriet voort te zetten. Ook naar hem had ik niet geluisterd. Toen ik mij in mijn nood tot hem wendde, zei hij niet: ‘Eigen schuld, ik heb je toch gewaarschuwd’. Hij schreef: ‘Wij moeten vrij komen van de doem van het voorstelbare, ten einde open te komen voor het Onvoorstelbare’. Toen ik bij hem op bezoek kwam, verduidelijkte hij zijn woorden. Hij zei dat ik verstikt dreigde te raken in het voorstelbare en hanteerbare, dat ik toch steeds weer trachtte voort te zetten, terwijl ik tegelijkertijd hunkerde naar het onvoorstelbare en onhanteerbare. ‘Wel’, zei hij, ‘dat is je nu gegeven. Je kunt het oude vertrouwde niet meer voortzetten, je hebt verloren. Gefeliciteerd, want dit is je kans op nieuw leven.’ Hij gaf mij geen hoop, hij gaf mij waarheid. Brood dat niet verdroogt en beschimmelt. Zijn brood voedt mij nog steeds.

Alle beslommeringen vielen even weg. Ik besefte dat hij gelijk had. Ik had het leven naar mijn hand gezet en het gleed nu weer uit mijn greep. En dat was nodig, hoe moeilijk ik het ook vond. Ik moest loslaten. Niet half verliezen, mij rondwentelend in dat tussengebied, maar helemaal verliezen. Loslaten het meisje, loslaten mijn grieven, en vooral loslaten dat belachelijke zelfmedelijden.

Het was een besluit. Een besluit dat ik nam en evenzeer een besluit dat mij overkwam. Toen ik eenmaal erkende dat ik verloren had ging het snel. Ik ging aan de slag. Ik richtte mijn nieuwe huis in en kocht bedden voor de kinderen. Ik schafte een naaimandje aan met klosjes garen en een doosje naalden, een schaar en een vingerhoed, en verstelde de kleren van mijn dochter en mij. Dat was nodig, vooral als rituele daad. Ik kocht papier en kleurkrijt en begon te tekenen, dag na dag, en te schrijven, precies zoals het was. Ook dat was nodig. Door te schrijven en tekenen, mij te richten naar de scheppende kracht die mij bewoog, ervoer ik dat ik in wezen anders was dan die zwaarmoedige toekomstvoorspeller. Ik opende de deur weer als er werd gebeld. Er werd niet vaak gebeld, want mijn vriendenkring was sterk uitgedund. Jules zag ik een enkele keer. Hanneke was lange tijd in Spanje. Wij schreven elkaar regelmatig en vertelden elkaar alles wat we beleefden en zagen. Het was vriendschap en het was meer dan vriendschap. Ik had een aantal affaires, maar mijn hart ging uit naar haar in Spanje, wist ik nu. En ik wachtte op haar terugkomst.


 

 

Home |Over ons |Contact || JudyQ©2006-2015 Blueconnexxion Studio